WO I ontregelt de hele economie: grondstoffen worden niet meer aangevoerd, producten niet verkocht. Traditionele ambachtslieden zoals kleermakers, schoenmakers en messenmakers worden net als bouwvakkers werkloos. Ook de kantnijverheid en bijhorende handel valt nagenoeg helemaal stil.
Het ‘Stedelijk Hulpfonds tegen Werkloosheid’ moet noodgedwongen haar activiteiten tijdens WOI staken. De ondersteuning van werklozen valt in die periode rechtstreeks onder de bevoegdheid van het stadsbestuur dat daarvoor geregeld aanzienlijke bedragen moet lenen.
Na de vernielingen als gevolg van militaire acties op het Lierse grondgebied in 1914, wil de Duitse overheid dat het puin zo snel mogelijk wordt opgeruimd. De stad weigert aanvankelijk elke medewerking, maar verandert haar houding nadat verschillende gevels tijdens een zware storm in de nacht van 5 op 6 december 1914 instorten. Tot midden juni 1915 zet de stad 2000 werklozen in om bouwvallige huizen te slopen. De arbeiders kloppen cement van bakstenen af en krijgen de bijnaam 'Steentje Klop'. Met het kapotgeslagen puin worden onder meer de Veemarkt, het zeeldraaiersbaantje (einde Begijnhofstraat) en de Sint-Annastraat aangelegd. Andere arbeiders maken grachten open, verbeteren wegen en herstellen beschadigde rivierdijken.
Auteur: Hugo De Bot