Zusters in oorlogstijd

Brieven van de Ursulinen

In hun briefwisseling schrijven de zusters Ursulinen over de vernielingen aan het klooster in oktober 1914.

“… Er rest nog de vorige kleine muur aan de straatkant, de twee hokken, het kleine kamertje en de pomp. Het geraamte van gans ons gebouw blijft rechtstaan: de buitenmuren zijn nog solide en goed bewaard…”

“…Grappig detail: ons petroleumtonnetje is intact gebleven, ook de keukenstoven. Men moet alles geplunderd hebben vooraleer in brand te steken want we zien niet de minste resten in de ruïne…”

Anonieme brief 29/10/1914
Vertaald uit het Frans -  geschreven in potlood over een andere tekst heen.
Bestemmeling niet vermeld.

“… Woensdag heb ik Mére Assistante  vergezeldt naar ons duurbaar maar gansch vernielt kloosterke; het gaat alle gedachten te boven, onmogelijk het U voor te stellen gelijk het werkelijk is, niets, niets, dan puinen, van de kelder tot den zolder alles vernieldt …”

Brief van Mre Marie-Josèphe 31/01/15
In het Nederlands.
Bestemming Engeland.

“… Als ik ons lief klooster bezie of liever al die puinen beschouw, vraag ik mij af wanneer we nog onder dak geraken: ge moest toch eens zien wat een verwoesting, geen enkel plaatsje is gespaard…”

“…In de keuken van het pensionaat heeft men met zulke force gestookt dat de arduinen steen in stukken is gesprongen, de steenen vloer is geborsten of misschien ook heeft men hun opgegraven, denkende schatten te vinden; in een der gangen van ’t klooster komt men dat ook nog tegen….”

“…Den dag van onze vlucht hadden we 60 paar beddelakens naar den melkkelder gedragen. (…) later als ’t klooster al afgebrand was en als ( , ) terug kwam, zag hij de dieven uit onzen hof met de lakens langs de vest wegvluchten. Veel is er gestolen door de burgers: onze stoelen van ’t groot spreekhuis hebben de geburen langs voor zien wegvoeren …”

Brief van Mre Augustine, ongedateerd
In het Nederlands.
Bestemmeling niet vermeld.

Klooster

Arme Klaren verliezen klooster

Het klooster van de arme Klaren Coletienen dat gelegen is in de Kapucijnenvest, naast de Ursulinen, wordt tijdens de beschietingen in september 1914 met de grond gelijk gemaakt. De 28 zusters, onder leiding van overste Vermylen, wijken uit naar Nederland.
Bij hun terugkeer na de oorlog stellen pastoor Biermans van het begijnhof en hofmeesteres Buls het Convent ter beschikking als voorlopige verblijfplaats.

In de plaatselijke pers van 22 december 1918 doen enkele dames een oproep om beschikbare goederen in te zamelen, aangezien de zusters over niets meer beschikken.
In 1920 dient architect Careels een aanvraag in voor de wederopbouw van het klooster: De bouw start in 1922 en in het jaar nadien kunnen de zusters al in het nieuwe klooster intrekken.

Bominslag in kapel Zwartzusters

Net als de Ursulinen moeten de Zwartzusters in augustus 1914 een zaal afstaan aan het Rode Kruis. Bij het uitbreken van de vijandelijkheden brengen de zusters alle kostbaarheden in veiligheid in de kelder van het klooster in de Kloosterstraat.
Onder leiding van overste Ignatia Vercammen vluchten de meeste zusters met de trein naar Antwerpen. Later reist de overste verder naar Brugge.

Zusters Anna De Preter, Rosa Aerts en Henrica Luyckx blijven achter in Lier en slapen in de nacht van 29 september in de kelder. Begin oktober valt een bom op de kapel . In de muur wordt een groot gat geslagen.
Daarop vertrekken de overgebleven zusters naar Antwerpen waar zij op aanraden van de kardinaal van 10 tot 15 oktober bij de zwartzusters verblijven. Ze keren  wat later definitief naar Lier terug.

Tot in mei 1920 worden de erediensten in de refter gehouden. Pas in 1921 begint men aan de herstellingswerken.

Auteur: Wim Boschmans