Kunstschatten verloren en vernield tijdens WOI

Door beschietingen gaan in Lier tijdens WOI heel wat kunstschatten verloren. In september 1914 heeft de stad al talrijke kunstschatten uit het stedelijk museum, de Sint-Gummaruskerk en begijnhofkerk in veiligheid gebracht in de kelders van het Sint-Elisabethgasthuis. Toch zijn de beschadigingen aan het Lierse kunstpatrimonium aanzienlijk.


Vernieling van het atelier van Isidore Opsomer – kempenserfgoed.be

Stadhuis
In het stadhuis wordt het schilderij “Judith onthoofdt Holefernes” van Groenendael  moedwillig onherstelbaar beschadigd. Een pentekening met de kaart van Lier omstreeks 1450 wordt vernield en een diploma met zegel van Napoleon en 4 lithografieën met stadszichten worden uit de lijst geroofd. De bustes van koning Albert en koningin Elisabeth moeten het ontgelden.

Kerkelijke schatten
Het zogenaamde ‘huis van de suisse’ op de Kerkhofplaats (Kardinaal Mercierplaats) wordt bij de beschietingen  getroffen. Hierdoor gaan het processiemateriaal en andere liturgische voorwerpen verloren. In de sacristie van de Sint-Pieterskapel gaan belangrijke liturgische gewaden verloren.

Sint-Gummaruskerk
In de Sint-Gummaruskerk lopen diverse glasramen schade op. Na de oorlog wordt  Gust Ladon belast met de restauratie van de glasramen.
Vooral de benedenregisters van de koninklijke glasramen uit 1516-1519 boven het hoogaltaar hebben zwaar geleden. Het glasraam “De Doornenkroning” met vijf lichtbanen is licht beschadigd, zodat alleen het hoofd van Sint-Hiëronymus dient te worden vervangen. In “De Kruisiging van Christus” worden twee panelen met de figuur van Sint-Johannes-Evangelist vervangen. Het glasraam over Sint-Gummarus is grotendeels vernield en wordt in 1939 door het atelier van Gust Ladon volledig vervangen.
Verder gaat in de kerk een waardevol wandtapijt verloren. De heiligenbeelden van Sint-Lucia en Sint-Rochus worden geroofd. Een schilderij van Sint-Anna van Groenendael, een schilderij “Jezus en zijn discipelen” van Van Thillo wordt samen met een vergulde zilveren ciborie door een bom vernield. Op de zolder van de kerk gaan vier schilderijen in vlammen op.

Sint-Jacobskapel
De Sint-Jacobskapel wordt bij de beschietingen zwaar getroffen. Alleen de voorgevel staat nog overeind. Het hele interieur gaat in de vlammen op. Zo gaat een zeldzaam belloor (een lavabo tijdens de offerande) uit 1624, afkomstig uit de Nazarethabdij verloren. In de kapel gaan ook nog een beeld en schilderij van Sint-Cecilia, een schilderij van Sint-Rochus, een schilderij van “Christus uit het graf”, de “Doop van Christus” en “Christus gegeseld”, en “Christus tussen twee moordenaars”  verloren. Twee muurschilderingen van J.B. De Weert en twee schilderijen van Raymond Delahaye (“Vlucht naar Egypte” en “Opdracht in de Tempel”) gaan in de vlammen op.

Sint-Antoniusgodshuis en kapel van de Zwartzusters
In het Sint-Antoniusgodshuis verliest men een deurwaaier in geschilderde glas, drie glasramen en een muurschildering.
In de kapel van de Zwartzusters worden een kruisweg en 11 beelden zwaar beschadigd. Een harmonium en 2 geschilderde glasramen worden helemaal vernield. Het altaar raakt bovendien zwaar beschadigd.

Begijnhofkerk en Jezuïetenkerk
In de begijnhofkerk lopen de geschilderde glasramen door de luchtdruk beschadigingen op; zes zeer erg en de overige raken minder zwaar beschadigd.
In Jezuïetenkerk worden het hoogaltaar, het zijaltaar rechts (van Johannes Nepomucenus), verschillende beelden, twee biechtstoelen, de preekstoel, het doksaal met harmonium en acht geschilderde glasramen helemaal vernield. De overige kerkramen en ook de kruisweg zijn erg beschadigd. Een groot deel van de vloer moet worden vervangen. Omdat er volstrekt niets overblijft van de tinnen orgelpijpen, vermoeden de paters dat de vijand eerst alles geroofd heeft, alvorens de kerk in brand te steken.

Tenslotte vermelden we nog dat Duitse militairen in oktober 1914 het atelier van Isidore Opsomer in de Rechtestraat binnendrongen en moedwillig schilderijen beschadigden.
Een overgroot deel van het oeuvre van Raymond Delahaye gaat verloren. Het ouderlijk huis op de Grote Markt en zijn atelier bij de heer Marchal in de Lisperstraat gaan in de vlammen op.

Auteur: Hugo De Bot