Gasthuis

Het aantal Gasthuiszusters onder leiding van M. Pauwels schommelt tijdens de oorlogsjaren tussen 9 en 42. Zelfs tijdens deze onzekere jaren gebeurt nog jaarlijks een intrede.
Het gasthuis beschikt over acht ziekenzalen met een totale capaciteit van 190 bedden. Bij het begin van de oorlog dient het om een groot aantal gewonde soldaten op  te vangen, wat tot een tekort aan alles leidt. Op 24 september worden de zieke soldaten naar Antwerpen gebracht.
Op 28 september (of 29 september?) krijgt het gasthuis drie voltreffers op de oostelijke vleugel en de tuin te verwerken. Hierbij verliezen twee vrouwen en waarschijnlijk zeven mannen het leven. Een foto van de ravage wordt in de buitenlandse pers getoond en wekt internationale verontwaardiging.
 De zieken worden in de kelders in veiligheid gebracht en op 1 oktober naar Antwerpen vervoerd. Het Rode Kruis wordt ontbonden en de ouderlingen en kreupelen worden in auto’s weggebracht.
Tien zusters vluchten naar Mortsel, dertig andere naar Princenhage bij Breda. De conciërge Jan Van de Dries blijft gedurende de septemberdagen alleen achter en zou volgens zijn getuigenis gevraagd hebben aan de Duitsers om het gasthuis te sparen, hetgeen ingewilligd werd.
De zusters zullen reeds vlug terugkeren: op 25 oktober worden de eerste patiënten opgevangen.
De overlevende bejaarden van het H. Hartgesticht keren pas in september terug.

Uit de statistieken van de “beweging der zieken” blijkt duidelijk dat het gasthuis tijdens de eerste maanden van de oorlog een overbezetting te verduren krijgt:

Jaar         Zieken     Overlijdens    % overlijdens t.o.v. zieken

1913        397               59                         14,8
1914        1107             87                           7,8
1915        344               98                          28,4
1916        338               84                          24,8
1917        533               105                        19,6
1918        515               154                        29,9

In 1914 worden in het tweede kwartaal 103 zieken binnengebracht, in het derde kwartaal 886, in het vierde 26.

Het bestuur van de Burgerlijke Gast- en Godshuizen blijft tijdens de oorlog functioneren. Na de vlucht van voorzitter E.De Strycker neemt A.Van In zijn functie over tot M.Van Ockeleyen in september 1914 voorzitter wordt. De andere leden zijn: A. Slootmans, P. Van Bosstraeten, J. Van Cauwenbergh en P. Smets, die op 8 oktober 1917 vervangen wordt door F. Haverals.

In een brief van het provinciebestuur van 29 augustus 1914 wordt gevraagd de Lierse kunstschatten in verzekerde bewaring te brengen. Een commissie ad hoc wordt opgericht en de kelders van het gasthuis aan de voorkant worden aangewezen als schuilplaats. De schilderijen worden er naartoe gebracht van 24 augustus tot 4 september. De kelders worden toegemetst en toevoer voor verluchting wordt voorzien.
In 1917, op 7 januari 1918 en op 11 juni 1918 worden inspecties gehouden.

Auteur: Wim Boschmans